Vergroting
Er zijn drie belangrijke vergrotingen die elke amateurastronoom gemakkelijk kan vinden. Wij tonen u hier hoe dat moet.
Betekent een hogere vergroting ook een betere telescoop? Veel beginners mogen dat dan wel denken, maar het is niet de belangrijkste factor. Een lagere of middelhoge vergroting is vaak effectiever. Hier leest u hoe u de vergrotingen kunt berekenen.
Een telescoop produceert, afhankelijk van de kromming van de spiegel of lenzen, een brandpunt. Reeds door de brandpuntsafstand ontstaat er een lagere vergrotingsfactor. Om het beeld echter te kunnen waarnemen, is een bijkomend oculair vereist. Het oculair werkt als een loep die het beeld in het brandpunt vergroot.
De vergroting van een telescoop kan met de volgende formule worden berekend:
vergroting (V) = brandpuntsafstand objectief (Fob) / brandpuntsafstand oculair (Fok)
Zo berekent u de vergroting
De haalbare vergroting hangt af van de verhouding tussen de brandpuntsafstand van het objectief en de brandpuntsafstand van het oculair. Daartoe deelt u de brandpuntsafstand van de telescoop door de brandpuntsafstand van het oculair:
-
V = fob / fok
Als u bijvoorbeeld een telescoop gebruikt met een brandpuntsafstand van 1.000 mm en een oculair met een brandpuntsafstand van 5 mm, krijgt u een vergroting van 200x.
Theoretisch kunt u de vergroting tot oneindig opvoeren. Aangezien deze echter samenhangt met het diafragma van het objectief, zijn er logische grenzen aan. De uittredepupil speelt een belangrijke rol. Het is de diameter van de bundel stralen die het oculair verlaat en het oog binnenkomt. Hierover zo dadelijk meer.
Minimale vergroting
Er zijn grenzen aan de minimale vergroting, afhankelijk van het diafragma van de telescoop. De uittredepupil mag niet groter zijn dan zeven millimeter. Dit is gewoonlijk ook de maximale diameter die de pupil van het oog kan bereiken, dit enkel als het 's nachts absoluut donker is.
Als u de lensopening deelt door de diameter van de maximale pupilopening, krijgt u de minimale nuttige vergroting.
Een straal met een diameter van zeven millimeter gaat door het oculair en passeert het oog.
-
Vmin = opening in mm / 7
Een praktisch voorbeeld: als u een telescoop met een objectiefopening van 200 mm gebruikt, is de minimale nuttige vergroting ongeveer 28x. Als het diafragma van de telescoop groter zou zijn, zou de minimale vergroting hoger moeten zijn. Met een kleinere telescoop zou het evenredig kleiner zijn.
Normale vergroting
De normale vergroting of nuttige vergroting is bereikt wanneer de ster niet meer als een punt verschijnt maar als een kleine schijf met airy disks. U gebruikt dan het maximale resolutievermogen van de optiek. Dit betekent: u ziet veel details die bij een lagere of hogere vergroting voor u verborgen blijven.
De nuttige vergroting wordt bereikt bij een uittredepupil van het oculair van 0,7 - 0,8 mm. Dit is geen nauwkeurig bepaalde grens, maar een indicatie van de optimale vergroting.
-
Vförd = apertuur in mm / 0,7
Een telescoop met een opening van 100 mm zou dan zijn normale vergroting op 142x hebben en een 200 mm telescoop op 285x.
Maximale vergroting
Elke telescoop heeft zijn eigen vergrotingslimiet. Deze bedraagt 2 maal de opening van het objectief. U kunt en moet dit "topniveau" echter niet elke nacht gebruiken. Want: waarnemen is alleen leuk als het object helder genoeg is en de luchtomstandigheden perfect zijn. U kunt zelf gemakkelijk nagaan of het zin heeft tot deze grens te gaan: gebruik een oculair met een uittredepupil van 0,5 mm en let op de seeing. Hoe ziet het object eruit? Wordt het wazig? Is het te donker? Of zijn de omstandigheden goed die nacht?
Zo berekent u de maximale vergroting:
-
Vmax = apertuur x 2
+ Hier vindt u interessante oculairensets voor verschillende telescopen